Commentaar op de lezingen van de 23e zondag door het Jaar (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Ezechiël 33: 7-9)

De vorige week kwamen we de profeet Jeremia tegen, die steeds weer voelde hoe God hem dreef om de tijdgenoten die Gods geboden en normen hadden verlaten, hierop te wijzen en de koning en de vooraanstaanden te Jeruzalem op te roepen tot bekering en verandering van gedrag. Een tijdgenoot van Jeremia was de profeet Ezechiël. Toen de legers van de Babyloniërs Juda en Jeruzalem geplunderd en verwoest hadden, ging Ezechiël mee de ballingschap in. Hij is als profeet een van de belangrijkste religieuze leiders geweest van de Joodse ballingen in Babylonië. Hij moest hen erop wijzen dat zij, ondanks de vroegere oproepen van de profeten, vaak gedaan hadden wat slecht was in Gods ogen en zo zelf deze ramp over zich gebracht hadden. Maar Ezechiël zal ook hoop brengen in het aankondigen van Gods barmhartigheid. Indien de Israëlieten zich weer keren tot God, zal Hij zich opnieuw over Zijn volk ontfermen en hen een nieuwe kans en een nieuwe toekomst schenken.

Eerste lezing: Ezechiël 33: 7-9

Zo spreekt de Heer: “Gij, mensenkind, als wachter heb Ik u aangesteld over het volk van Israël. Hoort gij een woord uit Mijn mond, waarschuw hen dan namens Mij! Als Ik tot de boosdoener zeg: “Jij, boosdoener, jij moet sterven!” en als gij dan uw mond niet opendoet en de boosdoener niet waarschuwt voor zijn gedrag, dan sterft die boosdoener wel om eigen schuld, maar dan kom Ik zijn bloed van u opeisen. Hebt gij de boosdoener echter gewaarschuwd voor zijn gedrag, hem gezegd dat hij zich moet bekeren, en hij bekeert zich niet, dan sterft hij om zijn eigen schuld, maar gij hebt uw leven gered”.

Tussenzang:  Psalm 95

REFREIN: LUISTERT DAN HEDEN NAAR GODS STEM; WEEST NIET HALSSTARRIG.

1. Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten,

juichen wij toe de rots van ons heil.

Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang,

Hem met liederen eren.

2. Komt laat ons aanbiddend ter aarde vallen,

neerknielen voor Hem die ons schiep.

Hij is onze God en wij Zijn volk,

Hij is de Herder en wij Zijn kudde.

3. Luistert heden dan naar Zijn stem,

weest niet halsstarrig als eens in Meriba

waar uw vaderen Mij wilden tarten,

ofschoon zij Mijn daden hadden gezien.

Achtergrond van de tweede lezing (Romeinen 13: 8-10)

De brief aan de Romeinen is een meesterwerk van Paulus. Hij leert ons dat wij allen als mensen tekort zijn geschoten door de zonde, maar dat wij gered zijn door ons geloof en onze verbondenheid met Christus, die door Zijn kruisoffer de macht van het duister heeft overwonnen door de goddelijke trouw en liefde. Jezus vraagt enkel van ons dat wij Hem navolgen in de liefde.

Tweede lezing: Romeinen 13: 8-10

Broeders en zusters, zorgt dat gij niemand iets schuldig zijt. Uw enige schuld blijve de onderlinge liefde. Wie zijn naaste bemint, heeft de wet vervuld. Want de geboden: “gij zult niet echtbreken, niet doden, niet stelen, niet begeren”, en alle andere, kan men samenvatten in dit ene woord: “Bemin uw naaste als uzelf”. De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de gehele wet.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 18: 15-20)

Matteüs schreef zijn evangelie in Israël in een tijd toen de Joodse Christenen ondertussen al vervolgd werden door de Joodse overheid. Matteüs heeft daarom in hoofdstuk 18 van zijn evangelie verschillende uitspraken van Jezus samengebracht waarin de Heer spreekt over de Kerk, die een gemeenschap moet zijn van liefde en eenheid. Maar Christus was zich er van bewust dat wij mensen vaak tekortkomingen kennen en geregeld ontrouw zijn aan onze diepste idealen, waardoor er ook spanningen ontstaan in de Kerkgemeenschap. Zo reikt Jezus ons Zijn wijsheid, om in concrete situaties de roeping tot liefde en eenheid waar te maken.

Evangelie: Matteüs 18: 15-20

In die tijd zei Jezus tot Zijn leerlingen: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: Wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn. Eveneens zeg Ik u: Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van Mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in hun midden”.

Overweging:

Ook vandaag wil ik bij de overweging rond de lezingen van deze zondag, het thema laten weerklinken van het nieuwe beleidsplan van ons Bisdom: “In liefde samen”. Ik heb er enkele zondagen geleden bij de lezingen ook al naar verwezen. Dit inspirerende thema heeft twee aspecten die beide even belangrijk zijn en elkaar aanvullen: “in liefde” en “samen”.

Als kerkgemeenschap zijn we niet als een bedrijf of een zakelijke onderneming. Als kerkgemeenschap behoren wij geleid te worden door andere, diepere idealen. Als katholieken zouden wij een bijzondere sfeer moeten uitstralen van saamhorigheid, van eenheid en zorg voor elkaar, van betrouwbaarheid, kortom, van liefde.

“In liefde samen!” De liefde moet in ons midden zo bewust centraal staan, dat we onszelf en onze kerk- en parochiegemeenschap steeds weer evalueren op dat ideaal van “in liefde samen”. Is in ons midden liefde echt en waarachtig, en niet een uiterlijk masker om goed over te komen bij anderen? Kunnen anderen van ons zeggen dat wij echt ons best doen om de medemens om ons heen oprecht en eerlijk, rechtvaardig en barmhartig, te behandelen? Betekent liefde bij ons iets dat werkelijk inhoud heeft en dat ons samenhoudt, ons met elkaar verbindt omdat wij ervoor kiezen mild om te gaan met elkaars verschillen? Kunnen anderen ook aan ons als parochiegemeenschap merken dat wij echt ons best doen om bij alle verschillen en anderszijn toch samen te werken, ons best doen om een prettige en hartelijke sfeer te scheppen waar wij en anderen graag naartoe komen om te bidden, om het Woord en het geestelijk voedsel te ontvangen, maar ook om elkaar te ontmoeten?

Jezus leert ons in het evangelie vandaag, dat liefde geregeld van ons vraagt dat wij ook moeilijkere zaken durven aanpakken of bespreekbaar maken, als ze anders als negatieve gezwellen onze mentaliteit of onze visie zouden verzieken, of ons, of onze relaties, of onze gezinnen of gemeenschap zouden meesleuren weg van de waarden en de visie van Gods Rijk. Wij mensen hebben namelijk helaas ook heel wat negatieve tekortkomingen en er trekken manieren van leven en je gedragen aan ons, die ons ongemerkt weg zullen doen drijven van Gods waarden en normen van eerlijkheid, van samen delen en betrokkenheid. Over deze zaken moeten wij in liefde durven spreken. Geregeld zullen wij niet mogen schuilen achter het erg druk hebben, of het niet over willen komen alsof je je bemoeit met anderen hun prive, of een verkeerde, misplaatste vorm van niet willen oordelen. Liefde  moet ook krachtig en sterk durven zijn als sommige zaken ernstig verkeerd zijn en dan moeten we durven spreken vanuit de visie die God ons geeft in Zijn geboden.

“Zachte heelmeesters maken stinkende wonden”, zegt een spreekwoord. Dit spreekwoord is geboren uit de levenservaring van vele mensen die ervaren hebben dat als we niet voldoende proberen het kwaad te corrigeren, of tegen te gaan, dit ertoe zal leiden dat het kwaad steeds grotere vormen zal gaan aannemen. Jezus leert ons vandaag heel helder dat wij vormen van zonde en negativiteit, ook als zodanig moeten benoemen wanneer dat nodig is.

De afgelopen twee zondagen hoorden we hoe de Heer bij Petrus een bijzonder herderschap neerlegde met de symboliek van het binden en ontbinden: symboliek van de fijne maar ook alle moeilijke kanten van het leiding geven. Vandaag legt de Heer deze zelfde symboliek van het binden en ontbinden neer bij elk van ons die de kerkgemeenschap vormen. Hij spoort ons aan om de moeilijke kanten van het geloof niet uit de weg te gaan. Onze band met de Heer gaat niet alleen over bidden, over troost vinden en kracht. Onze band met de Heer uit zich ook in het gecommitteerd zijn voor wat God te zeggen heeft over de concrete doorwerking van Zijn geboden en waarden. De Heer heeft wat te zeggen over hoe wij omgaan met gezinsleden, over wat wij behoren te doen –en niet doen- als we in politieke posities van invloed zitten. De Heer geeft ons normen over onze wijze van zaken doen.

In de eerste lezing noemt God ons allen “wachters”. In de tijd van de profeet Ezechiël waren er wachters op de stadsmuren om te waken of er geen vijanden aankwamen. God zegt ons dus dat wij wachters moeten zijn, maar dan niet ten aanzien van vijandige soldaten, maar ten aanzien van innerlijk moreel verval, ten aanzien van gedrag dat het hooghouden van Gods waarden en visie subtiel ondermijnt. Wij moeten wachters zijn die durven te spreken, ook als anderen dat soms niet willen horen. God zei in de eerste lezing: “Als gij uw mond niet opendoet en de boosdoener niet waarschuwt voor zijn gedrag, dan sterft die boosdoener maar dan kom Ik zijn bloed van u opeisen”.

Waarom vraagt God deze zware verantwoordelijkheid van ons? Omdat God liefde is, en liefde is dynamisch en betrokken. Liefde zegt niet “ieder voor zich, en God voor ons allen”, maar liefde vervangt het “ik” steeds weer met “wij”. Liefde is solidair en vindt grotere vreugde om mooie dingen samen te bereiken dan het in zijn eentje te doen. Liefde maakt zich verantwoordelijk voor het samen groeien in de diepte en in welzijn. Daarom zal liefde zich ook verantwoordelijk maken om datgene wat het gezamenlijk levensgeluk bedreigt, en dat is vooral het morele verval dat de innerlijke basis van mensen corrumpeert en doet afglijden, moedig te benoemen en op te roepen tot verbetering. 

“In liefde samen”: dat is aan de ene kant vaak moeizamer dan “ieder voor zich”, maar daar waar wij offers brengen voor “in liefde samen”, daar zal ook de zegen en de voldoening zoveel dieper zijn. Laten we daarbij steeds weer de voorspraak vragen van Moeder Maria, die als Moeder van de Kerk altijd weer die liefde en die betrokkenheid uitstraalt. Dat zij ons hart mag leren “ja” te zeggen tot Gods stem, “ja” tot de liefde, en “ja” voor de medemens. Maria, toevlucht van de bedroefden en Moeder van altijddurende Bijstand, bid voor ons! Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie