Commentaar op de lezingen van de 22e zondag door het Jaar (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Jeremia 20: 7-9)

De profeet Jeremia leefde in een zeer woelige tijd voor geheel het Midden-Oosten. De machtige legers van de Babyloniërs hadden al grote delen van dat gebied onder de voet gelopen en bedreigden nu ook het koninkrijk Juda. Jeremia klaagde de religieuze onverschilligheid aan van velen onder de bevolking, maar vooral het beleid en het morele verval van de koning te Jeruzalem en zijn adviseurs. Hierdoor kreeg Jeremia veel vijandigheid, weerstand en tegenwerking te verduren. Maar de onbekwame koning Sidkia luisterde niet naar Jeremia’s woorden. De Babylonische legers sloegen genadeloos toe. Zij plunderden en verwoestten Jeruzalem. Zo kwamen Jeremia’s profetische voorspellingen helaas uit.

In het gedeelte dat we vandaag in de eerste lezing horen, beklaagt Jeremia zich bij God erover hoe zwaar hem deze roeping tot profeet viel. In deze moeilijke tijden moest hij steeds weer oproepen tot bekering en terugkeer tot de waarden en normen van Gods verbond, en velen in de samenleving namen hem dat kwalijk. Toch wist Jeremia dat het zijn roeping als geestelijk leider is, om op deze zaken te wijzen.

Eerste lezing: Jeremia 20: 7-9

De profeet Jeremia bad als volgt: “Heer God, Gij hebt mij verleid, ik ben bezweken; Gij waart mij te sterk, ik kan niet tegen U op. De hele dag lacht men mij uit, iedereen drijft de spot met mij. Telkens als ik het woord neem, moet ik schreeuwen, “geweld en onderdrukking” roepen. Het woord van de Heer brengt mij iedere dag schande en smaad. Soms denk ik: Ik wil er niets meer van weten, ik spreek niet meer in zijn naam. Maar dan laait er een vuur op in mijn hart, het brandt in mijn gebeente. Ik doe alle moeite om het in bedwang te houden maar het lukt me niet”. 

Tussenzang:  Psalm 63

Refrein: NAAR U DORST MIJN ZIEL, HEER, EN HUNKERT MIJN HART.

1. God, mijn God, zijt Gij,

ik zoek U met groot verlangen.

Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart,

als dorre akkers naar regen.

2. Zo zie ik omhoog naar de plaats waar Gij woont,

beschouw ik Uw macht en Uw glorie.

Meer waard dan het leven is mij Uw genade,

mijn mond verkondigt Uw lof.

3. Ik zal U prijzen zolang ik leef,

mijn handen uitstrekken naar U.

Mijn ziel wordt verzadigd met voedzame spijs,

Mijn mond zal U jubelend danken.

Achtergrond van de tweede lezing (Romeinen 12: 1-2)

Paulus maakt duidelijk wat het is, dat God eigenlijk van de mens wilt. Nog veel meer dan de offers van lammeren en runderen die werden opgedragen in de tempel van Jeruzalem, wilt God van de mens het geestelijke offer van een gelovig en oprecht hart, het geestelijk offer van een levenswandel die zich richt op Gods waarden en die steeds weer streeft naar integriteit en eerlijkheid.

Tweede lezing: Romeinen 12: 1-2

Broeders en zusters, ik smeek u bij Gods erbarming: wijdt uzelf aan God toe als een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden. Dat is de geestelijke eredienst die u past. Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil, en wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 16: 21-27)

We vervolgen vandaag de evangeliepassage die we vorige week zondag begonnen. Jezus had de apostelen gevraagd: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Vervolgens vroeg Hij hen: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?” Het was toen Simon Petrus geweest die namens de anderen had geantwoord: “Gij zijt de Messias, de Zoon van de levende God”. Jezus had Simon geprezen: “Zalig ben jij, Simon, want niet vlees en bloed hebben je dat ingegeven, maar Mijn Vader die in de hemel is”. Maar wanneer Petrus protesteert wanneer Jezus spreekt over Zijn komende lijden en gewelddadige dood, roept Jezus hem streng op tot een nog dieper geloof.

Evangelie: Matteüs 16: 21-27

In die tijd begon Jezus Zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan; dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn, op de derde dag zou verrijzen. Toen nam Petrus Jezus ter zijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: “Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag U nooit overkomen !” Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus: “Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot, want je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil”. En daarna tot Zijn leerlingen: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven? Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn eigen leven? Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, vergezeld van Zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden”.

Overweging:

Deze evangelielezing is deel van het verhaal dat vorige week zondag begon. Toen hoorden we hoe Simon Petrus door Jezus werd aangesteld om na Zijn kruisdood, verrijzenis en hemelvaart, de geestelijke herder van de Kerk te worden: “Jij bent Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal je de sleutels geven van het Rijk der Hemelen en wat je zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn en wat je zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn”.

Met deze woorden gaf de Heer aan, dat Gods Geest Simon Petrus steeds zal bijstaan in het leiding geven aan de Kerk.

Petrus heeft dit inderdaad mogen ervaren. Eerst heeft hij de Kerk enige jaren geleid vanuit Jeruzalem. Toen hij samen met de andere christengelovigen voor de vervolgingen weg moest vluchten uit Jeruzalem, woonde hij eerst een tijd in de stad Antiochíë in Syrië. Daarna is Petrus naar Rome gegaan. Als de eerste bisschop van Rome heeft hij in de moeilijke tijden van de vervolgingen door keizer Nero leiding gegeven aan de Kerk. De Romeinse soldaten hebben hem echter weten op te sporen en samen met een grote groep andere gelovigen, werd Petrus in het jaar 67 gekruisigd in een groot openluchtstadion in Rome.

De jonge Kerk koos als opvolger voor Petrus, dus als tweede bisschop van Rome, een trouwe medewerker van Petrus, Linus, die genoemd wordt in de slotgroet van Paulus’ tweede brief aan Timotheüs. De vervolgingen van de Kerk door de Romeinen bleven heftig en ook Linus moest ervaren wat Jezus in het evangelie zonet al tegen Petrus zei: “Wie Mijn leerling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden”.

Na de marteldood van Linus, werd Anacletus gekozen tot de derde bisschop van Rome en na hem Clemens. En zo wordt het geestelijke leiderschap van de Kerk nu al meer dan tweeduizend jaar lang doorgegeven door de opeenvolging van de pausen. Zij waken, met de bijstand van de Heilige Geest, over de verkondiging van de ware leer van Christus en geven leiding aan de Kerk, ook als daarin soms moeilijke beslissingen moeten worden genomen of zij vervolging te verduren krijgen.

Petrus, Linus, Anacletus, Clemens en de lange rij van pausen de eeuwen door, zullen allen geregeld gedacht hebben aan de woorden van de profeet Jeremia die we in de eerste lezing hebben gehoord. Jeremia wordt in de evangelies geregeld met Jezus vergeleken, omdat ook Jeremia aan den lijve heeft ervaren hoe de taken van een geestelijk leider vaak zwaar zijn. De geestelijke herder moet mensen herinneren aan de waarden en normen van het geloof, want slechts een oprechte levenswandel behaagt God. De herder zal daarom geregeld moeten spreken over ernstige zaken die niet juist zijn, die niet overeenkomen met de waarden en normen van het evangelie. Daar waar mensen zich hieraan schuldig maken, zullen de geestelijke leiders hen hierop moeten wijzen en hen oproepen tot bekering en verandering. Vaak vinden mensen dat echter niet prettig en vallen de geestelijke leiders dan aan. Net als bij Jeremia roepen zij de geestelijke herders dan toe, dat zij zich niet moeten bemoeien met hun zaken, dat zij niet mogen oordelen, en dat zij zich met geestelijke zaken moeten bezig houden.

Toen Jezus in het evangelie erover sprak hoe Hij de Messias zal moeten zijn, toen sprak Hij over lijden en ter dood gebracht worden! Petrus vond dat maar moeilijk om aan te horen. “Dat verhoede God, Heer!”, riep Petrus, “Zo iets mag U nooit overkomen!” Petrus had zich Jezus al voorgesteld als een onoverwinnelijke Messias, die Israël zou oproepen tot een heilige oorlog tegen Rome en die met Gods kracht een wereldrijk van vrede zou vestigen.

Maar Jezus antwoordde Petrus met ongewone strengheid: “Ga weg satan, terug! Je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil”. Jezus is streng tegen Petrus omdat hier eigenlijk alles op het spel staat. Gods wil is onlosmakelijk verbonden met Zijn liefde voor de mens en heel de schepping, maar ook met Gods liefde voor waarheid en recht. Jezus was streng tegen Petrus omdat het willen vermijden van lijden, nooit ten koste mag gaan van de wil van God. Petrus en zijn opvolgers de pausen, en wij allemaal, moeten leren dat geregeld het leerling van Jezus zijn, zal inhouden dat ook wij bereid moeten zijn het kruis op te nemen en Hem te volgen. Jezus wilt geen “part-time christenen”, geen christenen die alleen maar uit traditie christen zijn, maar voor wie het christen-zijn eigenlijk amper een werkelijke rol speelt in hun dagelijks leven, in hun zaken doen, in hun waarden en hun levenswandel. Nee, Christus wilt overtuigde christenen! Hij wilt mensen die zich één maken met Zijn passie voor waarheid en oprechtheid.

Laten wij daarom Christen zijn met passie. Het woord ‘passie’ heeft in het Latijn twee betekenissen: “hartstocht” en “lijden”. Bij die eerste betekenis van ‘hartstocht’, betekent “Christen zijn met passie” dat wij een diep innerlijk verlangen ontwikkelen om Christus te kennen, Hem te volgen en Hem en de Vader te dienen. Maar het woord “passie” betekent in het Latijn ook ‘lijden”, dus is “Christen zijn met passie” ook de bereidheid te delen Jezus’ lijden. Dat uit zich wanneer wij moedig durven te kiezen voor de waarden en normen van het geloof, ook als wij daardoor tegenwerking of afwijzing, of soms zelfs vervolging, te verduren krijgen.

Christenen zijn met passie: dat betekent om net als Jeremia moedig te zijn. Het betekent om net als Petrus, ondanks alle menselijke tekortkomingen, trouw te helpen werken aan de opbouw van de Kerk. Christenen zijn met passie wilt zeggen: passie voor het gebed en de liturgie, passie voor het huwelijk en het gezinsleven, passie voor een rechtvaardige maatschappij en een cultuur van respect, passie en zorgzaamheid voor de schepping.

Dat de Heilige Geest ons allen moge sterken en doen uitgroeien tot bewust Christenen met een diepe liefde voor God en een oprechte passie voor de medemens.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie