Commentaar op de Lezingen van het Feest van de Openbaring van de Heer (Jaar A)

Achtergrond van de eerste lezing (Daniël 7: 9-10. 13-14)

In het boek Daniël hoofdstuk 7 vinden we dit hele belangrijke visioen weergegeven. God wordt met bijbelse symboliek weergegeven in Zijn goddelijke majesteit: ‘hoogbejaard’ staat symbool voor Zijn eeuwigheid en wijsheid, ‘Zijn gewaad wit als sneeuw” verwijst naar Zijn heiligheid en zuiverheid, en de troon met vlammen en vuur staat symbool voor de Heilige Geest en Gods oordeel waarbij Hij de mensen zal louteren zoals goud gezuiverd wordt in vuur. Dan verschijnt de figuur van de Mensenzoon. In deze profetie, opgetekend aan het einde van de derde eeuw vóór Christus, geeft God met nog meer diepgang weer wie de Messias zal zijn: niet gewoon een profeet zoals Mozes en Elia, maar de eeuwige Zoon van God.

Eerste lezing: Daniël 7: 9-10. 13-14

In mijn visioen zag ik dat er tronen werden geplaatst en dat een hoogbejaarde zich neerzette. Zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol. Zijn troon bestond uit vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur. Een stroom van vuur welde op en vloeide voor Hem uit. Duizendmaal duizenden dienden Hem en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem. Het gerechtshof zette zich neer en de boeken werden geopend. In mijn nachtelijk visioen zag ik met de wolken des hemels iemand aankomen die op een mens geleek. Hij ging naar de hoogbejaarde en werd voor Hem geleid. Toen werd Hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten Hem hun hulde. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit te gronde.

Tussenzang:  Psalm 93

Antifoon: De Heer is Koning, met majesteit bekleed.

1. De Héer ís Kóning,

Hij héeft zich met májesteit bekléed.

Hij héeft zich omgórd met krácht.

2. Het vastelánd hebt Gij onwríkbaar gegróndvest,

van voor alle tíjden stáat Uw tróon.

Van éeuwigheid zijt Gíj de Héer.

3. O Héer, de strómen verhéffen,

de strómen verhéffen hun stém.

De strómen verhéffen hun brúisen.

4. maar bóven het búlderen der wáat’ren,

de gewéldige bránding der zée,

is de Héer gewéldig in den hóge.

5. Wat Gíj getúigt, staat onwríkbaar,

héiligheid tóoit Uw húis,

O Héer, tot in léngte van dágen.

6. Glórie aan de Váder Almáchtig,

aan de Zóon en de Héilige Géest,

in de éeuwen der éeuwen. Amen.

(Notitie: Het lectionarium/lezingenboek van de Kerk heeft voor dit feest psalm 97 staan. Maar doordat in de huidige Jubilate de psalmen van liturgische feesten nog niet zijn opgenomen, is gekozen voor psalm 93: een soortgelijke psalmtekst die wel in Jubilate staat, waardoor allen het kunnen meevolgen. Zie Jubilate blz.494)

Achtergrond van de tweede lezing (2 Petrus 1: 16-19)

In de passage uit de tweede brief van Petrus, wordt verwezen naar de Godservaring op de berg Tabor, toen Jezus’ aangezicht en kleren begonnen te stralen als het licht en de stem weerklonk van de Vader. De brief zegt over dat belangrijke gebeuren: “Hierdoor kreeg voor ons het woord van de profeten nog meer gezag”. Met andere woorden, terugkijkend beseft Petrus dat zovele profetieën in vervulling zijn gegaan door Jezus’ lijden, kruisdood en verrijzenis, en dat de gedaanteverandering van Jezus op de berg Tabor de drie hoofdapostelen Petrus, Johannes en Jakobus daar reeds een eerste ervaring van had gegeven.

Tweede lezing: 2 Petrus 1: 16-19

Dierbaren, toen wij u de macht en de komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, beriepen wij ons niet op vernuftig bedachte mythen maar wij spraken als ooggetuigen van Zijn luister. Want Hij heeft van God de Vader eer en verheerlijking ontvangen toen door de verheven Majesteit dit woord tot Hem gericht werd: “Deze is mijn geliefde Zoon in wie Ik mijn welbehagen heb”. En deze stem hebben wijzelf uit de hemel horen klinken toen wij met Hem waren op de heilige berg. Hierdoor kreeg voor ons het woord van de profeten nog meer gezag.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 17: 1-9)

Op de berg Tabor vond een heel belangrijk gebeuren plaats, waarbij de hoofdapostelen Petrus, Johannes en Jakobus een Godservaring meemaakten, waarin zij al iets beleefden van de goddelijke heerlijkheid van Jezus. Deze ervaring verbijsterde de apostelen. Pas na de verrijzenis zullen zij de diepe betekenis ervan steeds meer kunnen gaan begrijpen. Zoals de evangelist Johannes het in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie zegt, is de Zoon, die reeds vóór alle tijden bestond in de heerlijkheid van de Vader, “mensgeworden en heeft onder ons gewoond”. Op de berg Tabor bevestigt de Vader dit mysterie. De Vader wijst op Zijn Zoon. De wolk verwijst naar de aanwezigheid van de Heilige Geest. Zo is dit gebeuren een mystieke ervaring van wie Jezus ten diepste is: de mensgeworden Zoon die in de kracht van de Heilige Geest de mensheid verlost van de machten der duisternis en alles nieuw maakt door Zijn kruisoffer en verrijzenis.

Evangelie: Matteüs 17: 1-9

In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broeder Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden. Petrus nam het woord en zei tot Jezus: “Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia”. Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem”.  Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: “Staat op en weest niet bang”. Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: “Spreek met niemand over wat ge hebt aanschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan”.

Overweging:

Wanneer we als moderne Christenen soms zoeken naar bijbelse gronden voor het geloof in de Drieëenheid, de leer dat er één God is in drie goddelijke personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, dan is deze mystieke ervaring op de berg Tabor één van de meest rijke teksten om over na te denken. Deze evangelietekst spreekt tot ons over de Vader in de hemel, het geeft ons een bijzondere kijk op wie Jezus is, het daagt ons uit tot kracht in de Heilige Geest, tot openheid en een luisterende geest, en zo tot steeds verder groeien in een actieve, aantrekkelijke levenshouding.

De evangelielezing zoals we die hier lezen en zoals we die in de kerk horen, begint met het traditionele “In die tijd”. Maar als we in de Bijbel het evangelie van Matteüs openslaan en 17:1-9 opzoeken en dan lezen wat er in het voorafgaande hoofdstuk 16 wordt verhaald, dan zien we dit evangelie over de berg Tabor gelijk in een veel bredere context. Jezus had namelijk de leerlingen gevraagd hoe de mensen over Hem dachten. Zij hadden geantwoord dat velen Jezus zagen als een grote profeet als Jesaja, Jeremia of Johannes de Doper. Toen had Jezus het persoonlijk gemaakt: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?” Toen had Simon Petrus geantwoord: “U bent de Messias, de Zoon van de levende God”. Eerst had Jezus Petrus bevestigd en geprezen met de woorden: “Zalig ben jij, Simon, want niet vlees en bloed hebben je dat geopenbaard, maar Mijn Vader die in de hemel is”. Maar toen Jezus de apostelen begon te spreken over hoe Hij Zijn weg als Messias zou moeten gaan, dat Hij “naar Jeruzalem moest gaan en veel moest lijden van de oudsten, de hogepriesters en schriftgeleerden, dat Hij ter dood gebracht zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt”, toen raakten de apostelen in grote verwarring. Lijden, vervolging en smadelijke dood kwamen absoluut niet voor in hun verwachtingen over hun Meester, Gods Messias. Simon Petrus was duidelijk er met hart en ziel van overtuigd dat Jezus onoverwinnelijk zou zijn en dat het feit dat Hij Gods Messias is, betekende dat Hij glorievol zou zijn omdat Gods kracht op Hem rust. Diep verontrust en in de war had Petrus uitgeroepen: “Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag U nooit overkomen!” Maar toen had Jezus Petrus met scherpe woorden toegesproken: “Terug Satan. Je bent een struikelblok voor Mij, want jouw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar die van mensen”. En toen had Jezus verder gesproken over een oprechte inzet om Hem te volgen, de bereidheid het kruis op te nemen om Hem te volgen, over Jezus echt navolgen ook als dat betekent dat je dingen los moet laten.

Hierna zegt Matteüs dan: “Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd”. Matteüs, als Joodse gelovige zeer vertrouwd met het Woord van God, zal bijna zeker een betekenis gehad hebben met die aanhef van “Zes dagen later”. Zeven is namelijk het bijbelse getal van de volmaaktheid, van de voltooiing die God eens zal brengen. Wanneer Matteüs dan zegt: “Zes dagen later”, dan geeft hij daarmee aan dat deze drie hoofdapostelen nu al iets zullen ervaren van wat God eens tot volmaakte voltooiing zal brengen: Zijn Rijk van liefde, gerechtigheid en vrede. Die hernieuwde schepping waar er geen geweld, dood of onrecht zal zijn. Die voltooiing waarvan God zal zeggen: “Al het oude is voorbij! Zie, Ik maak alles nieuw!” (Openbaring 21: 4-5).

Hier op de berg Tabor laat de Vader zien dat de weg van de Messias zal gaan door de berg Golgota, door lijden en kruisdood, naar verrijzenis en nieuw leven. Hier, op deze berg Tabor, zal de Vader alvast iets laten zien van wat de voltooiing van Zijn verlossingswerk zal zijn. Vele eeuwen tevoren, op de berg Moria, naast de berg Sion, had Abraham het hoogste teken van geloof laten zien door zijn bereidheid zijn enige zoon, Isaac, de geliefde zoon van de hoop, aan God te offeren als dat van hem gevraagd zou worden. Zo begon God de weg van geloof en vertrouwen op die berg Moria, waar later koning Salomo de tempel van Jeruzalem zal bouwen.

Bergen en berg-evaringen spelen steeds weer in de Bijbel een grote rol! Eeuwen na Abraham had God op de berg Sinai, oftewel de berg Horeb, tot Mozes in de brandende braamstruik gesproken over Zijn verlossende liefde voor de lijdende, onderdrukte mens en op die berg een eerste verbond gesloten met de twaalf stammen van Israël en daar Zijn Woord aan Mozes geopenbaard en toevertrouwd. Weer enkele eeuwen nadien, had God op de berg Karmel zich aan de grote profeet Elia geopenbaard in een bries en Elia de kracht en hernieuwde zending meegegeven om de mensen op te roepen tot geloof, tot oprechtheid in het leven en tot  waarachtige liefde voor God en medemens.

En dat alles zal de Vader tot voltooiing brengen op weer een berg: Golgota, de berg van het hoogste offer waar Gods Zoon, de geliefde, zichzelf als zoenoffer zal geven om de machten der duisternis voorgoed te overwinnen en verzoening te brengen voor de zonden van de wereld. De weg van de Zoon zal dus gaan door lijden en dood. Zijn weg zal een voltooiing zijn van de uittocht uit het Egypte van de slavernij van de machten van dood en duisternis. De weg van de Messias zal door lijden moeten gaan om nieuw leven en een nieuwe toekomst te brengen.

Omdat de apostelen dat in eerste instantie nog niet konden, en niet wilden, inzien, licht de Vader op deze berg Tabor een tipje van de sluier. Lijden, afwijzing en smadelijke dood zullen geen noodlot zijn, ook niet een overwinning van de Romeinen of van de Joodse hogepriesters en het Sanhedrin, ook niet tekenen dat Jezus duidelijk niet de langverwachte Messias kan zijn. Integendeel, dit is de weg van de voltooiing. “Zes dagen later” geeft de Vader op de berg Tabor Petrus, Jakobus en Johannes reeds een eerste ervaring van wat “de zevende dag” zal zijn: een licht dat van Jezus straalt als de zon; de Heilige Geest die gelijk een wolk hen omringt, en de stem van de Vader die hen vraagt: “Luistert naar Hem”.

Ook wij allemaal hebben “berg-ervaringen” in ons leven. Soms zijn dat, net als bij de berg Sinaï, de berg Karmel of de berg Tabor momenten van innerlijke inspiratie, van Gods nabijheid, ervaringen die ons grote bemoediging en kracht gaven. Laten we die momenten koesteren, ze geregeld voor de geest halen: Tel uw zegeningen!

Maar soms zijn de “berg-ervaringen” ook momenten waarbij wij ons in de war en ontmoedigd voelden, zoals Petrus, of momenten waarbij de tegenslagen, het onrecht of de ontmoedigende omstandigheden je neerslachtig en lusteloos maakten zoals bij de profeet Elia op de berg Karmel. Maar ook dan zullen wij merken dat als wij toch die innerlijke “berg” opzoeken van ons vertrouwen op God, hoe klein en onvolmaakt dat vertrouwen soms ook kan zijn, of die innerlijke “berg” van de inzet en de goedheid terwijl je je in de steek gelaten voelt door anderen of onbegrepen, dan zullen wij ervaren dat de “wolk” van de Heilige Geest nooit ver is. We zullen ervaren dat in het luisteren naar het Woord, wij zaken in een ander perspectief zullen gaan zien. Het diepere inzicht in Gods wil vinden wij nooit snel. Het groeit in ons. En zolang wij maar kiezen voor aandacht voor de dingen van God, en tijd maken om iets positiefs te kunnen betekenen voor onze omgeving, dan zullen wij wijsheid vinden die wij steeds meer mogen gaan rekenen tot de zegeningen die wij tellen. “Luistert naar Hem” wordt dan een levenshouding die verankert is in de idealen van Jezus. “Luistert naar Hem” zal onze keuzen in het dagelijks leven steeds meer richting maar ook steeds meer diepgang geven. Wij zullen steeds vaker kiezen voor een “Tabor”-moment van stille tijd en meditatie, een “Tabor” zoeken van gebed waarin iets van “boven” zal doorbreken en ons kracht en bemoediging zal geven. Blijf de “bergen” aandacht geven en wij zullen er sterker door worden! Gado blesi!



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie