Commentaar op de Lezingen van de 17e Zondag door het Jaar  (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (1 Koningen 3: 5. 7-12)

De bijbelse schrijver van de boeken der Koningen zet de lezers aan tot nadenken, wanneer hij een droom beschrijft van de nog jonge koning Salomo, waarin God vraagt: “Wat wilt ge dat Ik u geef?” Dit is een van de meest cruciale vragen voor elke mens: wat is voor jou het meest belangrijke, hetgeen waar je het meeste waarde aan hecht en wat je echt zou willen hebben in je leven? Salomo vraagt om wijsheid en een opmerkzame geest. In zijn woorden toont hij zowel een oprechte betrokkenheid bij het volk waarvoor God hem de verantwoordelijkheid heeft gegeven, maar ook proeven we bij Salomo een besef van de eigen menselijke beperktheden, van het vele dat we niet weten, en van ons gebrekkige inzicht in zovele aspecten van het leven. Juist deze bescheidenheid is een voorwaarde voor het tot bloei komen van Gods kostbare gave van de wijsheid.

Eerste lezing: 1 Koningen 3: 5. 7-12

In die dagen verscheen de Heer ’s nachts in een droom aan Salomo en zei: “Wat wilt ge dat Ik u geef?” Salomo antwoordde: “Heer mijn God, Gij hebt uw dienaar tot koning verheven hoewel ik maar een jonge man ben en nog niet weet wat ik doen of laten moet. Zo staat uw dienaar te midden van het volk dat Gij uitverkoren hebt, een groot volk, zo groot dat het niet te tellen of te schatten is. Geef dus uw dienaar een opmerkzame geest, om recht te kunnen spreken voor uw volk en onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad. Want wie is in staat recht te spreken voor dit grote volk van U ?” Dit verzoek van Salomo behaagde de Heer. En God zei tot hem: “Omdat ge juist dit gevraagd hebt en niet gevraagd hebt om een lang leven, ook niet om rijkdom, evenmin om de dood van uw vijanden, maar omdat ge inzicht gevraagd hebt om recht te kunnen spreken, daarom voldoe Ik aan uw verzoek en geef Ik u een geest vol wijsheid en begrip, zoals voor u niemand ooit heeft gehad en ook na u niemand zal hebben.”

Tussenzang:  Psalm 119

REFREIN: HOEZEER IS UW WET MIJ LIEF, HEER.

1. Dit stel ik mij altijd tot taak, Heer,

om trouw te zijn aan Uw Woord.

De wet uit Uw mond is mij meer waard,

dan schatten van zilver en goud.

2. Maar laat Uw erbarmen mij nu vertroosten,

zoals Gij Uw dienaars eens hebt beloofd.

Door Uw barmhartigheid moge ik leven,

omdat ik mijn vreugde vind in Uw wet.

3. Maar ik begeer wat Gij hebt geboden

boven het fijnste goud.

Daarom heb ik Uw bevelen gekozen,

verwerp ik de wet van het kwaad.

Achtergrond van de tweede lezing: (Romeinen 8: 28-30)

Paulus benadrukt dat onze verlossing een geschenk is, een door God geroepen zijn om Hem te kennen en steeds meer te gaan lijken op Zijn Zoon in diens barmhartigheid, goedheid en zuiverheid. Wij zijn dus voorbestemd tot eeuwig leven en tot gelijkvormigheid aan Christus, maar of dit ook gerealiseerd zal worden, hangt ervan af, of wij –net als koning Salomo in de eerste lezing- juist weten te kiezen in het leven.

Tweede lezing: Romeinen 8: 28-30

Broeders en zusters, wij weten dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben, van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn. Want die Hij te voren heeft gekend, heeft Hij ook te voren bestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon, opdat Deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. Die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. Die Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en die Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 13: 44-46)

Dit is de derde zondag dat we in hoofdstuk 13 van het evangelie van Matteüs luisteren naar een collectie van parabels waarin Jezus ons uitdaagt om serieus na te denken over ons geloof en wat wij daar wel of niet bereid zijn voor te doen, over hoe wij ons God voorstellen in relatie tot ons mensen, en over wat werkelijk belangrijk is om je aandacht en inzet aan te geven in je leven.

Evangelie: Matteüs 13: 44-46

In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.

Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.

Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een sleepnet dat in zee geworpen, vissen van allerlei soorten bijeenbracht. Toen het vol was trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen; de slechte echter werden weggeworpen. Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars. Hebt gij dit alles begrepen?” Zij antwoordden Hem: “Ja.” Hij zei hun: “Daarom is iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen, gelijk aan een huisvader die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.”

Overweging

Deze eerste twee parabels horen krachtig bij elkaar: die van de verborgen schat en die van de kostbare parel. In beide parabels spreekt Jezus over iets wat werkelijk uitzonderlijk belangrijk is, iets dat in beide parabels leidt tot grote vreugde bij degenen die de schat of de parel uiteindelijk verworven hebben. Bij de eerste parabel benadrukt Jezus daarbij het aspect van de verrassing: om onverwacht dit hele bijzondere te hebben ontdekt en herkent, en erdoor gegrepen te worden. In de tweede parabel zal Jezus vooral de aandacht richten op de grote moeite, de zoektocht, dus het diepe verlangen in het hart van de koopman. Beide aspecten vullen elkaar aan en zijn tezamen een uitdaging voor ons.

Bij de eerste parabel presenteert Jezus ons iemand die op een akker werkt en geheel onverwachts een verborgen schat van enorme waarde vindt. In Jezus’ tijd gebeurde het heel vaak dat mensen, vooral in tijden van gevaar of oorlog, hun kostbaarheden in een kruik of in een kistje in de grond verborgen, om het op een latere tijd weer te kunnen opgraven en er weer over te kunnen beschikken, bijvoorbeeld wanneer het gevaar geweken was. Maar als de persoon bijvoorbeeld overleden was zonder aan anderen over deze verborgen schat te hebben kunnen vertellen, dan blijft de schat onbekend en vergeten in de grond. De erfgenamen verhuren de akker, en zo kan het gebeuren dat een landbouwer tijdens het ploegen onverwachts deze enorm kostbare schat vindt. De wetten in Jezus’ tijd stelden echter dat zo’n schat in de grond, toekwam aan de eigenaren van de grond. Dat is de reden waarom de man de schat snel weer verbergt, alles wat hij heeft gaat verkopen om zo deze akker te kunnen kopen en daarmee ook de rechtmatige, wettige eigenaar te worden van de kostbare schat verborgen in de akker.

Let op dat Jezus zegt: “in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken”. Hiermee houdt Jezus onze aandacht gevestigd op de vraag: waar verwijst deze schat naar? Waar gaat het eigenlijk om in deze parabel? Waar staat deze verborgen schat symbool voor? In ieder geval is het iets dat blijdschap brengt, zelfs als je er heel veel voor moet verkopen en loslaten, als dat nodig is om datgene te verwerven waar de verbogen schat symbool voor staat.

In de tweede parabel wordt de kostbare parel niet per toeval gevonden, maar na lang zoeken. Dat verwijst naar een diep verlangen in het hart van de mens, naar een zoeken, naar een grote inzet om iets bijzonders te mogen vinden of daar deel van te mogen worden.

Wat zou dan die verborgen schat of kostbare parel kunnen zijn? Ik wil enkele richtingen aanwijzen die in de loop van de tweeduizend jaar zijn opgekomen in de harten van de talloze geestelijken, monniken, bijbelkundigen en gewone gelovigen bij het overwegen van deze twee parabels.

Velen zien in die schat en in die parel: Jezus. Paus Franciscus verkondigde bijvoorbeeld tijdens een preek een paar jaar geleden: “De vreugde van het evangelie vervult het hart en het hele leven van degenen die Jezus ontmoeten. Degenen die zich door Hem laten redden, zijn bevrijd van zonde, verdriet, innerlijke leegte en isolatie. Bij Jezus wordt vreugde altijd geboren en herboren. Vandaag zijn we geroepen om na te denken over de vreugde van de boer en de koopman in de gelijkenissen. Het is de vreugde van ieder van ons wanneer we de nabijheid en de vertroostende aanwezigheid van Jezus in ons leven ontdekken. Een aanwezigheid die het hart verandert en ons opent voor de behoeften en het verwelkomen van onze broeders en zusters, vooral de zwaksten”. Of we kunnen denken aan als Paulus, wienst leven totaal veranderd is nadat hij Christus als een verborgen schat of parel van grote waarde leerde kennen. Paulus laat ons even in het diepst van zijn ziel kijken wanneer hij schrijft in zijn brief aan de Flippenzen: “Ik wil Christus kennen. Ik wil de kracht van Zijn opstanding gewaarworden en de gemeenschap met Zijn lijden. Ik wil steeds meer op Hem lijken in Zijn sterven, om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden. Niet dat ik het al bereikt heb. Ik ben nog niet volmaakt! Maar ik streef er vurig naar het te grijpen, gegrepen als ik ben door Christus Jezus” (3: 10-12).

Anderen hebben de verborgen schat en de parel geïnterpreteerd als de liefde. Zij leggen naast deze twee parabels ook het gebeuren met de rijke jongeman die Jezus wilde volgen en aan wie Jezus zei dat hij eerst alles moest verkopen wat hij bezat, het aan de armen moest geven en dan terug zou komen om Hem te volgen. Echte liefde geeft, echte liefde is zorgzaam en warm. De liefde van God is daar de bron en oorsprong van. Daar waar mensen gegrepen worden door liefde die alles een diepere zin geeft, daar verandert hun visie en hun beleving van het leven. God kan dan als Koning in en door hun regeren, en dat is het begin van het Rijk Gods. De twee parabels herinneren dan eraan dat wij voor het groeien in waarachtige liefde, veel zullen moeten loslaten, mogelijk veel weerstanden zullen moeten overwinnen, zowel van buitenaf van familie en mensen om ons heen, maar ook van binnenuit, omdat er ook zovele andere verlangens en negatieve krachten in ons werken. Ook de liefde van het huwelijk is dan deel van die verborgen schat en kostbare parel, want ook die roeping van liefde tussen man en vrouw is door velen niet gezien of niet voldoende op waarde geschat. Ook die liefde is zowel een geschenk, alsook iets waar je veel moeite en opofferingen voor zult moeten doen. Maar ook dan brengt de strijd een grote blijdschap die deel is van het Rijk van God, dat een Rijk is van liefde die leven geeft.

Weer anderen hebben in de verborgen schat en de kostbare parel een verwijzing gezien naar de wijsheid. Net als koning Salomo in de eerste lezing, beseffen zij dat de wijsheid een gave is van God, iets dat je aan de ene kant echt moet zoeken, waar je standvastig moeite voor moet doen zoals die koopman uit de tweede parabel. Maar tegelijkertijd is de wijsheid toch ook iets dat je ook onverwachts gegeven wordt. De wijsheid is een geschenk, door Gods Geest gegeven aan de mens die de gerichtheid op zichzelf leert overwinnen, aan de mens die met alle passie zoekt naar wijsheid. Het verkopen van alles wat de boer bezit of het volhardend zoeken van de koopman naar de kostbare parel verwijst dan naar het leren om nederig genoeg te worden om los te laten wat jij vindt of van wat anderen van jou vinden, of om het materiële, de prestige en de uiterlijke roem los te laten, of om de drang leren loslaten om de baas te willen spelen, om steeds de eigen wil door te drukken, en het eigen ego steeds weer centraal te willen plaatsen. Naar dit alles verwijst dan het verkopen van alles wat je bezit. En dan pas kan de Heilige Geest je binnenleiden in Zijn grootste gave van de ware wijsheid. Dan ga je God anders leren zien. Dan veranderen steeds meer je prioriteiten en je kijk op het leven, en dan verandert hoe je met jezelf, met anderen, met tegenslagen, met je tijd en talenten, en hoe je met God zelf omgaat.

Er zijn verschillende aspecten aan het Rijk Gods, waar deze twee parabels naar verwijzen. En zo kunnen die verborgen schat en de parel verwijzen naar Jezus, verwijzen naar de liefde, verwijzen naar de wijsheid, en nog veel meer lagen van betekenis in ons opwekken. Daarom kunnen wij steeds weer deze parabels tot ons laten spreken, en de Heilige Geest vragen ons op creatieve wijze te laten binnendringen in de rijkdom van Jezus’ gelijkenissen. Want dan spreekt God met Zijn levend Woord in ons en voedt Hij ons en vormt onze spiritualiteit. Om deze vorm van gebedsvol omgaan met Gods Woord, dat wij “Lectio Divina” noemen, nog verder te stimuleren, sluiten we deze overweging af met nog een andere interpretatie van deze twee parabels, een interpretatie die teruggaat op enkele vroege kerkvaders en die in de loop der eeuwen ook veel mensen heeft geïnspireerd in hun geloofsleven. We zouden deze parabels namelijk ook kunnen overwegen vanuit de gedachte dat wij, mensen, voor God de kostbare schat zijn, oftewel dat wij de parel van grote waarde zijn voor God. Door onze zonden en tekorten, door alle hebzucht en eigenzinnigheid, is de mens diep begraven in de aarde van kwaad en zonde. Maar “alzo heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft (Joh. 3:16)”, Zijn Zoon die alles heeft verkocht wat Hij bezat, dat wil zeggen: de heerlijkheid van de hemel heeft verlaten, mens geworden is, alles wat er in Hem was aan liefde en aandacht gegeven heeft aan de armen en de zieken, alle tegenwerking en haat van de farizeeën en hogepriesters onverschrokken en met innerlijke rust en vrijheid gedragen heeft, geleden heeft aan het kruis, alles voor onze zonden, om deze schat uit de macht van het duister vrij te kopen. “Of ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels”, Dat is Gods onvermoeibaar zoeken naar de mens, Zijn verlangen naar de wederliefde van ons hart, en Zijn liefde waarmee God telkens opnieuw bereid is ons kansen tot bekering en geloof te geven. “Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar”.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie