Commentaar op de Lezingen van de 11e Zondag door het Jaar (Jaar A) door Pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Exodus 19: 2-6a)

Het boek Exodus vertelt over de Uittocht uit Egypte. Door vele tekenen en wonderen laat God zien hoezeer Hij met betrokkenheid bezig blijft met de mens. Het lijden en zwoegen, de vernederingen van de slavernij en het menselijk onrecht gaan God nauw aan het hart. Om zich te openbaren als God, zal Hij over vele eeuwen een bijzondere relatie aangaan met één volk, Israël, met de bedoeling dat alles wat zij geleerd hebben over God, over Zijn visie en kijk op het leven, en over de geboden en leefregels waarmee de mensheid gestalte zal geven aan die visie, Israël zal delen met de andere volkeren der aarde. Dat is de uiteindelijke reden waarom zij God op bijzondere wijze toebehoren als een priesterlijk volk.

Eerste lezing: (Exodus 19: 2-6a)

In die dagen kwamen de Israelieten in de Sinaïwoestijn waar zij dicht bij de berg hun kamp opsloegen. Mozes ging de berg op, naar God. Toen hij boven was, sprak de Heer hem daar aan en zei: “Dit moet gij zeggen tot het huis van Jakob en doen weten aan de zonen van Israël: Met eigen ogen hebt gij gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, hoe ik u op arendsvleugelen gedragen en hier bij Mij gebracht heb. Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge -hoewel de hele aarde Mij toebehoort- van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn.

Tussenzang:  Psalm 100

Refrein: WIJ ZIJN GODS KUDDE EN ZIJN VOLK.

1. Juicht voor de Heer, alle landen,

dient met blijdschap de Heer.

Treedt onbezorgd voor Zijn Aanschijn;

Waarlijk! De Heer is God.

2. Hij is de Schepper en Meester,

wij Zijn kudde en volk.

Zegent Zijn Naam en eert Hem,

Hij is ons goed gezind.

3. Eindeloos is Zijn erbarmen,

trouw van geslacht op geslacht.

Eer aan de Vader, de Zoon en de Geest,

van nu af tot in eeuwigheid. Amen.

Achtergrond van de tweede lezing: (Romeinen 5: 6-11)

Paulus leert in zijn brief aan de Romeinen dat met de komst van Jezus, de tijd gekomen is dat Gods verlossingsplan nu niet alleen op Israël gericht is, maar dat Christus het Licht der volkeren is. Want allen zijn wij kinderen van de ene God. Door Zijn lijden en kruisdood zal Hij de machten der duisternis overwinnen en de zonden van alle volkeren der aarde verzoenen. Allen hebben wij gezondigd, leert Paulus steeds weer, en wij kunnen niet zelf de duistere realiteit van de erfzonde en de invloeden van het kwaad overwinnen. Het kruisoffer is daarom Jezus’ zelfgave aan de Vader waarmee Hij een nieuw en altijddurend verbond sluit op het kruis en Zijn bloed vergiet tot vergeving van zonden.

Tweede lezing: Romeinen 5: 6-11

Broeders en zusters, Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren. Niet licht zal iemand zijn leven geven voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand de moed hebben te sterven voor een goed mens. God echter bewijst Zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij, nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, dank zij Hem ontkomen aan de toorn. Toen wij vijanden waren, zijn wij met Goed verzoend door de dood van Zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door Zijn leven. En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 9: 36 – 10: 8)

De evangelielezing van deze zondag is genomen uit een hoofdstuk van het Matteüsevangelie dat zich sterk richt op de missie die Jezus Zijn leerlingen meegeeft. De brede kring van leerlingen wordt door Hem uitgenodigd om net als Hijzelf actief te zijn, de Blijde Boodschap van Gods barmhartigheid te verkondigen en uit te dragen, en mensen te zijn in wie het Woord werkzaam is. Uit die brede groep van leerlingen kiest Jezus dan de twaalf apostelen uit als de leidinggevende kern die na Zijn dood en verrijzenis Zijn werk zal voortzetten en leiding zal geven aan de jonge Kerk en aan de verkondiging van het evangelie. Een paar van de twaalf apostelen waren al vanaf het eerste uur bij Jezus geweest, terwijl anderen pas later door Jezus geroepen waren Hem te volgen. Zij zullen op de eerste plaats een pastorale missie hebben, waarmee ze het heil van Gods genade in Christus voor iedereen, heel krachtig zichtbaar en ervaarbaar maken.

Evangelielezing: Matteüs 9: 36 – 10: 8

In die tijd werd Jezus bij het zien van die menigte mensen door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot Zijn leerlingen: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.’ Hij riep Zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste, Simon die Petrus wordt genoemd, met zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, met zijn broer Johannes; Filippus en Bartolomeüs, Tomas en Matteüs de tollenaar, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, Simon de Ijveraar en Judas Iskariot, die Hem verraden heeft. Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht: ‘Begeeft u niet onder de heidenen en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël. Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.

Overweging

In deze overweging wil ik met u nadenken over de lezingen van deze zondag rond het thema: “De Kerk, het veldhospitaal van barmhartigheid”.

Het beeld van de Kerk als een veldhospitaal zal velen van u reeds bekend zijn van Paus Franciscus. Hij kijkt rond in de wereld en vraagt steeds weer de aandacht van de gelovigen voor wat er in de wereld allemaal aan menselijk verdriet, onrecht en lijden gaande is en hoe hard we vaak met elkaar omgaan. Hij wilt ons inspireren om niet alleen geïnteresseerd te zijn in carrière maken of in materiele welvaart, maar om ons heel diep te laten raken door de zorgen van de wereld.

Dit is de kern van het bijbelse begrip “barmhartigheid”: barmhartigheid gaat over het zien wat er om je heen in de levens van medemensen gebeurt, je erdoor laten raken en dan actief en betrokken kijken of je concreet iets voor hen kunt betekenen. We zien hoe Jezus in het evangelie ons allen juist die opdracht tot barmhartigheid en actieve betrokkenheid meegeeft: “Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit”. En de inspiratie en kracht om over onze eigen directe belangen en interessen uit te stijgen en mensen te worden van actieve barmhartigheid, vinden we in het ons bezinnen op Gods liefde en Zijn onverdiende barmhartigheid jegens elk van ons. Er is zoveel dat wij telkens weer ontvangen van God: de vergeving die ons steeds weer nieuwe kansen geeft, de talenten die Hij ons geeft, de gave van het leven, de vredelievende mensen die wij mogen ontmoeten, de kleuren en verscheidenheid van de natuur, het wonderbaarlijke van het zien, het horen en het proeven, maar ook dat bijzondere talent van de barmhartigheid voor mensen en situaties.

Jezus wilt ons bewust maken van het vele dat wij van God ontvangen en koppelt er die opdracht aan om zelf actief te zijn, om iets bij te dragen aan deze missie van de Kerk om als een veldhospitaal van barmhartigheid te zijn. “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig”: dat is Jezus’ oproep aan ons allen om samen, met een ieders inzet, een Kerk te zijn die midden in de samenleving staat, die gevoed wordt door de wijsheid en de inzichten van het Woord, en die handelt en spreekt vanuit Gods grote goedheid die wij hebben leren kennen. “Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven”.

Wanneer Jezus vanuit die grote groep leerlingen er twaalf uitkiest voor leiderschap in de jonge Kerk, dan spreekt Hij niet over positie en prestige, zoals vele farizeeën zo graag hadden, of over het uitoefenen van invloed of over de baas over anderen zijn. Helaas zijn er ook sommige bisschoppen, kardinalen of priesters die daar te veel op gericht zijn en dat schaadt dan ook de Kerk, want echt leiderschap moet op de eerste plaats een voorbeeld zijn van de betrokkenheid en barmhartigheid van Jezus zelf.

Wanneer dit ideaal ons denken als Kerkgemeenschap vormt, dan voelen wij aan dat priesterzijn, bisschopzijn, diakenzijn niet alleen mag gaan over de liturgie, over mooie gewaden en correcte liturgische regels. Nee, bisschoppen, priesters en diakens moeten de gehele kerkgemeenschap voorgaan in dat missionaire disciple van Jezus zijn. Hun leiderschap moet de Kerk stimuleren dat veldhospitaal van barmhartigheid te zijn, dicht betrokken bij de zorgen van mensen, daar Gods bevrijdende goedheid verkondigen en ervan getuigen door ons vertrouwen op Jezus Zijn Zoon, en op de kracht waarmee Hij ons zal toerusten: “Hij riep Zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen”.

Dan wordt het ook duidelijk dat wij een synodale Kerk moeten zijn, dat wil zeggen: een Kerk waar allen zich inzetten, elk op eigen wijze en naar eigen kunnen. Laat ons de Heer bidden, dat Hij ons allen hiertoe steeds weer raakt met Zijn Heilige Geest, want het is niet vanzelfsprekend om zo Kerk te zijn. Maar Hij die Zijn apostelen dit ideaal heeft meegegeven, moge ook ons tot dit ideaal roepen en ons bezielen met de kracht en de liefde van de Heilige Geest!

Commentaar op de Lezingen van de 11e Zondag door het Jaar (Jaar A)

Achtergrond van de eerste lezing (Exodus 19: 2-6a)

Het boek Exodus vertelt over de Uittocht uit Egypte. Door vele tekenen en wonderen laat God zien hoezeer Hij met betrokkenheid bezig blijft met de mens. Het lijden en zwoegen, de vernederingen van de slavernij en het menselijk onrecht gaan God nauw aan het hart. Om zich te openbaren als God, zal Hij over vele eeuwen een bijzondere relatie aangaan met één volk, Israël, met de bedoeling dat alles wat zij geleerd hebben over God, over Zijn visie en kijk op het leven, en over de geboden en leefregels waarmee de mensheid gestalte zal geven aan die visie, Israël zal delen met de andere volkeren der aarde. Dat is de uiteindelijke reden waarom zij God op bijzondere wijze toebehoren als een priesterlijk volk.

Eerste lezing: (Exodus 19: 2-6a)

In die dagen kwamen de Israelieten in de Sinaïwoestijn waar zij dicht bij de berg hun kamp opsloegen. Mozes ging de berg op, naar God. Toen hij boven was, sprak de Heer hem daar aan en zei: “Dit moet gij zeggen tot het huis van Jakob en doen weten aan de zonen van Israël: Met eigen ogen hebt gij gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, hoe ik u op arendsvleugelen gedragen en hier bij Mij gebracht heb. Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge -hoewel de hele aarde Mij toebehoort- van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn.

Tussenzang:  Psalm 100

Refrein: WIJ ZIJN GODS KUDDE EN ZIJN VOLK.

1. Juicht voor de Heer, alle landen,

dient met blijdschap de Heer.

Treedt onbezorgd voor Zijn Aanschijn;

Waarlijk! De Heer is God.

2. Hij is de Schepper en Meester,

wij Zijn kudde en volk.

Zegent Zijn Naam en eert Hem,

Hij is ons goed gezind.

3. Eindeloos is Zijn erbarmen,

trouw van geslacht op geslacht.

Eer aan de Vader, de Zoon en de Geest,

van nu af tot in eeuwigheid. Amen.

Achtergrond van de tweede lezing: (Romeinen 5: 6-11)

Paulus leert in zijn brief aan de Romeinen dat met de komst van Jezus, de tijd gekomen is dat Gods verlossingsplan nu niet alleen op Israël gericht is, maar dat Christus het Licht der volkeren is. Want allen zijn wij kinderen van de ene God. Door Zijn lijden en kruisdood zal Hij de machten der duisternis overwinnen en de zonden van alle volkeren der aarde verzoenen. Allen hebben wij gezondigd, leert Paulus steeds weer, en wij kunnen niet zelf de duistere realiteit van de erfzonde en de invloeden van het kwaad overwinnen. Het kruisoffer is daarom Jezus’ zelfgave aan de Vader waarmee Hij een nieuw en altijddurend verbond sluit op het kruis en Zijn bloed vergiet tot vergeving van zonden.

Tweede lezing: Romeinen 5: 6-11

Broeders en zusters, Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren. Niet licht zal iemand zijn leven geven voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand de moed hebben te sterven voor een goed mens. God echter bewijst Zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij, nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, dank zij Hem ontkomen aan de toorn. Toen wij vijanden waren, zijn wij met Goed verzoend door de dood van Zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door Zijn leven. En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 9: 36 – 10: 8)

De evangelielezing van deze zondag is genomen uit een hoofdstuk van het Matteüsevangelie dat zich sterk richt op de missie die Jezus Zijn leerlingen meegeeft. De brede kring van leerlingen wordt door Hem uitgenodigd om net als Hijzelf actief te zijn, de Blijde Boodschap van Gods barmhartigheid te verkondigen en uit te dragen, en mensen te zijn in wie het Woord werkzaam is. Uit die brede groep van leerlingen kiest Jezus dan de twaalf apostelen uit als de leidinggevende kern die na Zijn dood en verrijzenis Zijn werk zal voortzetten en leiding zal geven aan de jonge Kerk en aan de verkondiging van het evangelie. Een paar van de twaalf apostelen waren al vanaf het eerste uur bij Jezus geweest, terwijl anderen pas later door Jezus geroepen waren Hem te volgen. Zij zullen op de eerste plaats een pastorale missie hebben, waarmee ze het heil van Gods genade in Christus voor iedereen, heel krachtig zichtbaar en ervaarbaar maken.

Evangelielezing: Matteüs 9: 36 – 10: 8

In die tijd werd Jezus bij het zien van die menigte mensen door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot Zijn leerlingen: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.’ Hij riep Zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste, Simon die Petrus wordt genoemd, met zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, met zijn broer Johannes; Filippus en Bartolomeüs, Tomas en Matteüs de tollenaar, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, Simon de Ijveraar en Judas Iskariot, die Hem verraden heeft. Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht: ‘Begeeft u niet onder de heidenen en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël. Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.

Overweging

In deze overweging wil ik met u nadenken over de lezingen van deze zondag rond het thema: “De Kerk, het veldhospitaal van barmhartigheid”.

Het beeld van de Kerk als een veldhospitaal zal velen van u reeds bekend zijn van Paus Franciscus. Hij kijkt rond in de wereld en vraagt steeds weer de aandacht van de gelovigen voor wat er in de wereld allemaal aan menselijk verdriet, onrecht en lijden gaande is en hoe hard we vaak met elkaar omgaan. Hij wilt ons inspireren om niet alleen geïnteresseerd te zijn in carrière maken of in materiele welvaart, maar om ons heel diep te laten raken door de zorgen van de wereld.

Dit is de kern van het bijbelse begrip “barmhartigheid”: barmhartigheid gaat over het zien wat er om je heen in de levens van medemensen gebeurt, je erdoor laten raken en dan actief en betrokken kijken of je concreet iets voor hen kunt betekenen. We zien hoe Jezus in het evangelie ons allen juist die opdracht tot barmhartigheid en actieve betrokkenheid meegeeft: “Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit”. En de inspiratie en kracht om over onze eigen directe belangen en interessen uit te stijgen en mensen te worden van actieve barmhartigheid, vinden we in het ons bezinnen op Gods liefde en Zijn onverdiende barmhartigheid jegens elk van ons. Er is zoveel dat wij telkens weer ontvangen van God: de vergeving die ons steeds weer nieuwe kansen geeft, de talenten die Hij ons geeft, de gave van het leven, de vredelievende mensen die wij mogen ontmoeten, de kleuren en verscheidenheid van de natuur, het wonderbaarlijke van het zien, het horen en het proeven, maar ook dat bijzondere talent van de barmhartigheid voor mensen en situaties.

Jezus wilt ons bewust maken van het vele dat wij van God ontvangen en koppelt er die opdracht aan om zelf actief te zijn, om iets bij te dragen aan deze missie van de Kerk om als een veldhospitaal van barmhartigheid te zijn. “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig”: dat is Jezus’ oproep aan ons allen om samen, met een ieders inzet, een Kerk te zijn die midden in de samenleving staat, die gevoed wordt door de wijsheid en de inzichten van het Woord, en die handelt en spreekt vanuit Gods grote goedheid die wij hebben leren kennen. “Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven”.

Wanneer Jezus vanuit die grote groep leerlingen er twaalf uitkiest voor leiderschap in de jonge Kerk, dan spreekt Hij niet over positie en prestige, zoals vele farizeeën zo graag hadden, of over het uitoefenen van invloed of over de baas over anderen zijn. Helaas zijn er ook sommige bisschoppen, kardinalen of priesters die daar te veel op gericht zijn en dat schaadt dan ook de Kerk, want echt leiderschap moet op de eerste plaats een voorbeeld zijn van de betrokkenheid en barmhartigheid van Jezus zelf.

Wanneer dit ideaal ons denken als Kerkgemeenschap vormt, dan voelen wij aan dat priesterzijn, bisschopzijn, diakenzijn niet alleen mag gaan over de liturgie, over mooie gewaden en correcte liturgische regels. Nee, bisschoppen, priesters en diakens moeten de gehele kerkgemeenschap voorgaan in dat missionaire disciple van Jezus zijn. Hun leiderschap moet de Kerk stimuleren dat veldhospitaal van barmhartigheid te zijn, dicht betrokken bij de zorgen van mensen, daar Gods bevrijdende goedheid verkondigen en ervan getuigen door ons vertrouwen op Jezus Zijn Zoon, en op de kracht waarmee Hij ons zal toerusten: “Hij riep Zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen”.

Dan wordt het ook duidelijk dat wij een synodale Kerk moeten zijn, dat wil zeggen: een Kerk waar allen zich inzetten, elk op eigen wijze en naar eigen kunnen. Laat ons de Heer bidden, dat Hij ons allen hiertoe steeds weer raakt met Zijn Heilige Geest, want het is niet vanzelfsprekend om zo Kerk te zijn. Maar Hij die Zijn apostelen dit ideaal heeft meegegeven, moge ook ons tot dit ideaal roepen en ons bezielen met de kracht en de liefde van de Heilige Geest!



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie