Commentaar op de Lezingen van het Hoogfeest van Sacramentsdag (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Deuteronomium 8: 2-3. 14b-16a)

Het boek Deuteronomium biedt ons een diepe bezinning op alles wat in de boeken Genesis, Exodus, Leviticus en Numeri geopenbaard is. In deze passage wordt vooral nagedacht over de gave van het manna. In de woestijnjaren was dit korrelachtige zoete manna uiterst belangrijk geweest voor de Israelieten. Het had het hun bemoedigd en innerlijk gesterkt om ondanks de moeilijke omstandigheden van het woestijn, zich met vertrouwen open te stellen voor het proces van omvorming dat God met hun begonnen was toen Hij hun door Mozes bevrijd had van de slavernij van Egypte. De tegenslagen en beproevingen in die veertig jaren woestijn leerden hen wat vertrouwen en geloof ten diepste zijn. Het manna was daarbij een troostende gave geweest die hen, net als het water uit de rots, steeds weer herinnerde aan de verborgen aanwezigheid van God. Daarom dat ze het manna ‘brood uit de hemel’ noemde: ze ervaarden het als iets dat uiteindelijk door God zelf gegeven is, omdat Hij ons steeds weer kracht wilt geven om vol te houden in het geloof, om creatief te blijven in goedheid onder elkaar, en om ons te laten voeden en vormen door elk woord dat voortkomt uit Gods mond.

Eerste lezing: (Deuteronomium 8: 2-3. 14b-16a)

In die dagen sprak Mozes tot het volk: “Blijf denken aan heel die tocht van veertig jaren, die de Heer uw God U in de woestijn heeft laten maken. Hij heeft U toen vernederd en op de proef gesteld om uw gezindheid te leren kennen: Hij wilde zien of ge zijn geboden zoudt onderhouden of niet. Hij heeft U vernederd en U honger laten lijden, maar U ook het manna te eten gegeven, dat gij noch uw vaderen ooit hadden gezien. Hij wilde U daardoor laten beseffen dat gij niet leeft van voedsel alleen, maar van alles wat uit de mond van de Heer komt. Denk aan de Heer, uw God, die U uit Egypte, dat land van slavernij, heeft geleid; de Heer die U door die grote en verschrikkelijke woestijn heeft geleid, vol giftige slangen en schorpioenen, door dat dorstige land zonder water; die uit de keiharde rots water voor U liet ontspringen, die U in de woestijn het manna te eten gaf, dat uw vaderen nooit hadden gezien.

Tussenzang:  Psalm 116

Refrein: IK HEF DE OFFERBEKER, DE NAAM VAN DE HEER ROEP IK AAN.

1. Hoe kan ik mijn dank betuigen

voor al wat de Heer mij gaf?

Ik hef de offerbeker,

de Naam van de Heer roep ik aan.

2. Want kostbaar is in de ogen des Heren

het leven van wie Hem vereert.

O Heer, ik ben Uw dienaar,

Gij hebt mijn boeien geslaakt.

3. Met offers zal ik U loven,

de Naam van de Heer roep ik aan.

Ik zal mijn geloften volbrengen

waar heel Zijn volk het ziet.

Achtergrond van de tweede lezing: (1 Korintiërs 10: 16-17)

Wanneer Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs schrijft over de Eucharistie, dan is de directe aanleiding daartoe het feit dat hij gehoord heeft dat er steeds meer verdeeldheid aan het groeien is in deze geloofsgemeenschap, die hij zelf enkele jaren tevoren gesticht had. Er waren rijkere gemeenteleden die bij het agapè-maal dat vooraf ging aan de viering van de Eucharistie, overvloedig begonnen te eten terwijl armere gelovigen beschaamd amper iets bij zich hadden. Voor Paulus is dat iets dat heel sterk indruist tegen het grote ideaal van eenheid, liefde en onderlinge solidariteit, zoals Jezus dat Zijn leerlingen steeds weer had voorgehouden. En daarom benadrukt Paulus in deze passage, dat de genade van de communie, wanneer wij het Lichaam en Bloed van de Heer ontvangen, niet alleen een genade en zegen is voor jouzelf alleen. Nee, die eenwording met Christus in de communie is ook een eenwording met allen die door het doopsel ook tot Christus behoren. De communie behoort ons dus ook bewust te maken van die opdracht om heel actief de onderlinge eenheid en zorgzaamheid in de kerkgemeenschap na te streven.

Tweede lezing: 1 Korintiërs 10: 16-17

Broeders en zusters, geeft niet de beker der zegeningen die wij zegenen, gemeenschap met het Bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het Lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij allen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Johannes 6: 51-58)

Hoofdstuk 6 van het evangelie van Johannes is een zeer belangrijke collectie van uitspraken en leer van Jezus. Johannes brengt ze in hoofdstuk 6 bijeen, om ons zo met grote diepgang te leren wat Jezus verkondigd heeft over de Eucharistie. Johannes laat zien dat Jezus ons leert dat Hij in de Eucharistie zowel het Woord van God geeft als geestelijk Brood, wanneer Hij het Woord voor ons breekt in het eerste deel van de Eucharistieviering, en dat Jezus in het tweede deel Zichzelf geeft als Brood. In dat tweede deel is er een diep geheim: Jezus vormt het brood en de wijn die wij met dankzegging op het altaar hebben gelegd om, tot Zijn Lichaam en Bloed, of zoals Jezus het hier heel helder zegt: Zijn vlees en bloed. Zoals het paaslam sinds die nacht van de bevrijding in de tijd van Mozes, elk Joodse paasfeest door de gelovigen gegeten moest worden en het bloed gesprenkeld moest worden op de deurposten, zo, zegt Jezus, moeten wij Zijn vlees eten en Zijn bloed drinken in de Eucharistie om één te worden met Hem. Want Hij is het ware Paaslam dat door Zijn kruisdood verlossing brengt en een nieuwe schepping. Jezus benadrukt dit geheim heel nadrukkelijk. De gaven van de Eucharistie zijn niet gewoon symbolen. Nee, Jezus zegt heel nadrukkelijk: “Als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u”. Daarom verenigt de communie ons met de levende Zoon van God, en in Hem, met de Vader en de Heilige Geest.    

Evangelielezing: Johannes 6: 51-58

In die tijd zei Jezus tot de menigte der Joden: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.” De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden: “Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?” Jezus sprak daarop tot hen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”

Overweging

Jezus heeft de eucharistie ingesteld toen Hij tijdens dat laatste avondmaal temidden van Zijn leerlingen het joodse paasfeest vierde. Het joodse paasfeest herdacht de uittocht uit Egypte, toen God de Israelieten eens bevrijd had uit slavernij. Volgens de wet van Mozes moest daarbij een paaslam geslacht worden. Jezus gaf die avond het Joodse paasfeest echter een totaal andere betekenis. Hijzelf is het Paaslam! Hij spreekt tijdens dat laatste avondmaal van zichzelf geheel te zullen overleveren en Zijn bloed te zullen vergieten tot vergeving van zonden en tot een nieuw en altijddurend verbond. Daar, tijdens die laatste avond van Zijn aardse leven, geeft Jezus zichzelf reeds als het ware Paaslam aan Zijn hemelse Vader en geeft Hij de diepe betekenis aan Zijn komende dood. Hij zal zichzelf in de dood geven als het hoogste offer, dat alle offers van de eeuwen van eredienst in de tempel tot voltooiing zal brengen. Zijn bloed zal verzoening brengen van de zonden der wereld en de uiteindelijk uittocht uit de machten van de duisternis naar het nieuwe verbond en de nieuwe schepping, het Rijk Gods.

Dat is wat we met Sacramentsdag vieren: dat Jezus de Eucharistie instelde, waarbij Hijzelf het Paaslam is. Zijn blijvende verbondenheid met ons geeft Hij gestalte in het Brood, waarvan Hij steeds weer zegt: ‘Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt’. Het Brood wordt daarmee de drager van de zichzelf wegschenkende liefde waarmee Jezus aan het kruis een onvoorwaardelijk “Ja” zegt tegen de Vader en daarmee het “Nee” van het kwaad overwint. Als wij bewust en met geloof te communie gaan, zeggen we ‘ja’ tegen Jezus. Wij worden dan op mystieke wijze één met Hem, één met Zijn barmhartigheid en vergeving. Telkens weer, in iedere Eucharistie, maakt Jezus het woord waar dat wij zojuist hoorden in het evangelie: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.”

Daarom is de eucharistie een thuiskomen bij Jezus. Hij voedt ons eerst met het geestelijk brood van het Woord. Het Woord van God is een bron van wijsheid en inzicht, dat de Heer ons steeds weer aanreikt. Het hangt er dan van af hoe wij ons al, dan niet, voor dat geestelijke voedsel openstellen. Soms zijn we in gedachten verzonken en gaat het Woord geheel langs ons heen. Andere keren laten we ons afleiden en zijn er ook dan niet echt bij. Maar wij kunnen onszelf er ook bewust van houden dat het Woord door de Heer zelf tot ons gericht wordt. Dan beluisteren we de lezingen met het hart, met aandacht en betrokkenheid. En dan zal het Woord altijd tot ons spreken, ons iedere keer weer verschillende inzichten meegeven.

Dan volgt de dienst van de tafel, waarbij de levende Heer ons nu het geestelijk voedsel zal schenken van Zijn Lichaam en Bloed. Het begint met de gebeden van dankzegging door de priester voor de gaven van brood en wijn, waarmee dit geheim van de Eucharistie gevierd zal worden. Dit is heel belangrijk, want dankbaarheid maakt ons los van onszelf en richt ons op wat God doet, op wat Hij ons geeft en op hoe God ons steeds weer zegent. Die dankzegging opent ons voor het geheim van de Eucharistie en daarom begint ook de prefatie van het eucharistisch gebed met een oproep tot dankzegging: “De Heer zij met u – En met uw geest. Verheft uw hart – Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God – Hij is onze dankbaarheid waardig”. Dit zijn hele belangrijke woorden, die -hoe vaak we ze ook al hebben uitgesproken-, toch steeds weer met heel ons hart gebeden moeten worden, want dankzegging opent ons voor de verbogen genade die God ons zal schenken in de consecratie en de communie.

Bi de consecratie van de Eucharistie maakt God de genade van het kruisoffer voor ons tegenwoordig. Hij wil dat wij niet op afstand blijven, maar echt deelgenoten zijn van verlossing en licht, van de hernieuwing die de Vader ons door de kracht van de Heilige Geest geeft door het lijden, sterven en verrijzen van Zijn Zoon. En dat is de kern van de Eucharistie: die genade wordt tegenwoordig: “”Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag”.  

Zo is de Eucharistie bron en hoogtepunt van ons christelijk geloofsleven: het neemt ons op in het verhaal van Jezus, in het verhaal van zijn leven, zijn lijden, dood en verrijzenis. Hij kent het lijden van heel de wereld en Zijn antwoord op dat lijden is dat Hij ons levend Brood wilt zijn dat sterkt en vertroost, ons levend Brood dat ons leidt op wegen van geloof en goedheid. Hij wil aanwezig zijn bij mensen. In de communie is Hij daarom aanwezig in ons hart en zijn wij aanwezig bij Hem in onze dankzegging naar Hem toe in ons persoonlijk gebed na de communie.

Eucharistie vieren is echter niet vrijblijvend. Elke Eucharistie wordt pas echt zinvol als wij die eenwording met Christus in de heilige communie meenemen in ons leven van elke dag; als we daar Jezus’ woorden en daden omzetten in onze eigen woorden en onze eigen daden. Dan zullen wij steeds meer met Paulus kunnen zeggen: “Niet ik leef: Christus leeft in mij”.

Aan de drieëne God, Vader Zoon en Geest, die ons in de eucharistie liefde schenkt, genade, verlossing en kracht, zij onze lof en dank, in alle eeuwigheid. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie